Gepubliceerd: 23-05-2022, laatst gewijzigd:
04-12-2024
De afgelopen jaren hebben veel ouders gebruik gemaakt van de tijdelijke mogelijkheid om eenmalig aan hun kinderen (of iemand anders) een belastingvrije schenking te doen van maximaal € 106.671 (2022) voor de eigen woning. Deze schenkvrijstelling voor de eigen woning wordt per 1 januari 2023 fors verlaagd naar € 27.231. De verwachting is dat veel ouders in 2022 nog een schenking willen doen. Zo profiteren hun kinderen optimaal van de huidige, hoge vrijstelling.
Wat velen zich niet realiseren dat deze schenkingen onbedoelde of ongewenste gevolgen kunnen hebben als mensen later onverhoopt gaan scheiden. Het is daarom raadzaam om ook nu al goed stil te staan bij de manier waarop de vergoedingsrechten bij scheiding in Nederland zijn geregeld.
Schenking met uitsluitingsclausule: onvoorziene gevolgen
Om te voorkomen dat kinderen een schenking na echtscheiding moeten delen met de ex-echtgenoot, wordt vaak gebruik gemaakt van een uitsluitingsclausule. Het geschonken bedrag wordt hierdoor privévermogen van het eigen kind. [Dit geldt ook wanneer het kind vóór 2018 in gemeenschap van goederen is gehuwd of wanneer het kind op of na 1 januari 2018 in gemeenschap van goederen is gehuwd en met zijn of haar partner heeft afgesproken dat ook schenkingen en erfenissen tot de gemeenschap van goederen behoren.]
De uitsluitingsclausule - op zich een nuttige, ‘logische’ clausule - kan sinds 2012 verregaande, vaak onvermoede gevolgen hebben. Dit is met name het geval als de schenking is gebruikt voor de aanschaf of verbouwing van de eigen woning of de aflossing van de hypotheekschuld. Met de schenking ontstaat er naast het gemeenschappelijke vermogen ook een privévermogen. Als de andere echtgenoot ook een schenking of erfenis onder een uitsluitingsclausule heeft gekregen, is er zelfs sprake van drie verschillende vermogens: één gemeenschappelijk vermogen en twee privévermogens. Als mensen later gaan scheiden worden al deze vermogens - en mogelijke verschuivingen hierin in de loop van het huwelijk! - bekeken en gewogen op basis van vergoedingsrechten. Deze rechten zijn per 2012 ingrijpend veranderd.
Vóór 2012: waardestijging en waarde daling niet verrekend bij vergoedingsvordering
Tot 1 januari 2012 was het nog zo dat als de ene echtgenoot privévermogen investeerde in een gemeenschapsgoed of investeerde in een privégoed van de andere echtgenoot, deze echtgenoot bij scheiding recht had op terugbetaling van het door hem ter beschikking gestelde bedrag. Als een echtgenoot bijvoorbeeld 50.000 euro aan privévermogen inbracht voor de aankoop of de verbouwing van een woning, kreeg deze een nominale vergoedingsvordering op de gemeenschap van 50.000 euro. Als het huwelijk later strandde, had de echtgenoot nog steeds recht op 50.000 euro - ongeacht de waardeontwikkeling van de gemeenschappelijke zaak. Over de vordering werd ook geen rente vergoed. De 50.000 euro bleef ook na scheiding, al was het twintig jaar later, nog steeds 50.000 euro. Dit werd de nominaliteitsleer genoemd.
Vanaf 2012: waardestijgingen of- dalingen tellen mee bij vergoedingsvordering
Per 1 januari 2012 is de nominaliteitsleer vervangen door de beleggingsleer. Sindsdien tellen waardestijgingen of- dalingen in principe wel mee bij het vaststellen van de hoogte van de vergoedingsvordering. Als een echtgenoot privévermogen heeft geïnvesteerd in de aankoop of verbouwing van een woning, wordt de uiteindelijke vergoeding bij scheiding hoger dan het geïnvesteerde bedrag. Daalt de woning in waarde, dan valt de vergoeding lager uit dan het geïnvesteerde bedrag. Wat betekent dit in de praktijk? Hieronder enkele mogelijke situaties.
Woning gekocht vóór 2012, daarna scheiding
Joost en Linda zijn getrouwd in gemeenschap van goederen en kopen in 2004 een woning ter waarde van 400.000 euro. De woning wordt deels gefinancierd met een hypothecaire geldlening van 300.000 euro en deels met privévermogen (100.000 euro) van Linda. In 2015 gaan Joost en Linda scheiden. Wat is de hoogte van de vergoeding van Linda?
* Situatie 1: de waarde van de woning bedraagt in 2015 500.000 euro (waardestijging)
Op de vordering van Linda is het ‘oude’ recht (nominaliteitsleer) nog van toepassing. Zij heeft recht op het nominale bedrag van haar investering van 100.000 euro en de helft van de resterende overwaarde van de woning. Linda heeft recht op 150.000 euro (= 100.000 euro en 50.000 euro) en Joost op 50.000 euro.
* Situatie 2: de waarde van de woning bedraagt in 2015 350.000 euro (waardedaling)
Op de vordering van Linda is het ‘oude’ recht nog van toepassing. Zij heeft recht op het nominale bedrag van haar investering van 100.000 euro.
Woning gekocht in 2012, daarna scheiding
Joost en Linda zijn getrouwd in gemeenschap van goederen en kopen in 2012 een woning ter waarde van 400.000 euro. In 2015 gaan Joost en Linda scheiden. Wat is de hoogte van de vergoeding van Linda?
Situatie 3: de waarde van de woning bedraagt in 2015 500.000 euro (waardestijging)
De nieuwe beleggingsleer is van toepassing op de vordering van Linda. De hoogte van haar vordering is afhankelijk van de waardeontwikkeling van de woning. Linda heeft niet alleen recht op het nominale bedrag van haar investering (100.000 euro), maar ook op de waardestijging die aan haar investering is toe te rekenen. Haar vordering bedraagt 125.000 euro (= 100 : 400 x 500.000 euro) plus de helft van de resterende overwaarde van 75.000 euro. Linda heeft uiteindelijk recht op 162.500 euro en Joost op 37.500 euro.
Situatie 4: de waarde van de woning bedraagt in 2015 350.000 euro (waardedaling)
Ook in dit geval is de nieuwe beleggingsleer van toepassing op de vordering van Linda. De vordering van Linda bedraagt 87.500 euro (= 100 : 400 x 350.000 euro). Omdat er geen overwaarde meer in de woning zit, moet dit bedrag uit de andere gemeenschappelijke vermogensbestanddelen komen.
Onvermoede verschillen tussen echtgenoten bij scheiding
In de praktijk realiseren veel mensen zich niet goed wat vergoedingsrechten zijn en hoe dit in de praktijk uitpakt. Er kunnen bij scheiding tussen echtgenoten relatief grote verschillen ontstaan. Hieronder twee saillante voorbeelden:
De ene echtgenoot investeert eind 2011, de andere begin 2012
Beide echtgenoten hebben uit privévermogen 100.000 euro geïnvesteerd in hun gemeenschappelijke woning. De ene echtgenoot heeft dit eind 2011 gedaan, de andere begin 2012. De vergoeding kan voor beiden bij echtscheiding hoger of lager uitpakken, terwijl de investering even groot is.
Echtgenoot lost af uit eigen privévermogen
Een stel is getrouwd in gemeenschap van goederen en heeft in 1990 een woning aangekocht en deze volledig gefinancierd. In 2015 lost een van de echtgenoten de volledige hypotheekschuld af uit het eigen privévermogen. Strikte toepassing van de beleggingsleer zou betekenen dat de waardestijging van de woning slechts één van beide echtgenoten ten goede komt - ook de waardestijging die toe te rekenen is aan de periode van 1990 tot 2015.
Of de soep ook altijd zo heet wordt gegeten? Dat zal de toekomst leren. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 15 december 2020 in ieder geval geoordeeld dat de beleggingsleer onverkort van toepassing was op de privé-investering door een van de echtgenoten.
De oplossing: bij overeenkomst afwijken van wettelijke regeling
Het is relatief eenvoudig om dergelijke onverwachte situaties te vorkomen. Het is mogelijk om bij overeenkomst van de wettelijke regeling af te wijken. Echtgenoten kunnen afspreken dat de vordering nominaal blijft (eventueel aangevuld met een rentebeding) of dat slechts beperkt wordt meegedeeld in een eventuele waardedaling of –stijging.
Tips van Flynth
1. Leg gemaakte afspraken schriftelijk vast (ook al is dit niet verplicht), zodat deze voor iedereen duidelijk zijn.
2. Zorg voor goede administratie van de verschillende geldstromen.
Meer informatie
Wilt u meer informatie of een overeenkomst (laten) opstellen? Neem contact op met de juridische adviseurs van Flynth.