Kamerbrief ‘Aanpak Mestmarkt’: een samenvatting en duiding van de maatregelen

 
Kamerbrief ‘Aanpak Mestmarkt’: een samenvatting en duiding van de maatregelen
Gepubliceerd: 14-09-2024, laatst gewijzigd: 17-09-2024

Op vrijdag 13 september 2024 informeerde minister Wiersma de Kamer over haar mestplannen. Kort daarop werd de brief van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) met het plan van aanpak voor de mestmarkt gepubliceerd.

Verwachtingen en reacties uit de sector

De brief werd voorafgegaan door twee dagen met veel scherp negatieve krantenkoppen over een minister die drastisch ingrijpt op de veestapel. In tegenstelling tot de verwachting vooraf, die af te leiden was van deze krantenkoppen, was de brief een stuk milder en juist opbouwender.

In de agrarische sector leefde bij enkelen de verwachting dat de minister en de BoerBurgerBeweging (BBB) na ‘met de vuist op tafel te hebben geslagen’ zomaar even het beleid zouden veranderen. Aan deze verwachtingen werd niet volledig voldaan.

Andere opmerkingen als ‘minister Wiersma zet het beleid van haar voorganger, minister Adema, voort’ zijn ook niet terecht. Op cruciale punten legt deze minister wel degelijk een ander accent.

Inhoud van de brief

De brief bestaat uit twee onderdelen. Eerst gaat de brief in op (nood)maatregelen voor de korte termijn en vervolgens op structurele maatregelen voor de langere termijn. Daarbij neemt ze de lezer ook mee in haar visie.

Maatregelen voor de korte termijn

Een korte samenvatting van de (nood)maatregelen voor de korte termijn.

  1. Het verkleinen van de derogatievrije zone van 250 naar 100 meter.
  2. Het vergroten van de exportmogelijkheden voor mest. Dit door de inzet van een dierlijke meststoffen gezant, met de focus op het buitenland. En in Nederland een bestuurlijk boegbeeld met de focus op vergunningsverlening in verschillende provincies, ondersteund met extra subsidieregelingen om mestverwerking en -vergisting te stimuleren.Hierbij komt ook een verhoging van de mestverwerkingspercentages, zodat er verplicht meer mest wordt verwerkt.
  3. Een nieuwe excretienormentabel voor stikstof (N) en fosfaat (P) voor melkvee, waarmee ze alsnog een advies van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) uit 2021 overneemt. De nieuwe tabel begint bij een lagere melkproductie en loopt tot 13.125 kilogram melk.Voor de lagere melkproducties blijven de normen gelijk of stijgen licht. Rondom een melkproductie van 9.000-10.000 kilogram blijven de stikstofnormen gelijk en dalen de fosfaatnormen met 3,5 kilogram per koe. Bij de hogere melkproducties dalen de fosfaatnormen en stijgen de stikstofnormen. Dit sluit beter aan bij de praktijk.
  4. Het verhogen van het subsidiebedrag voor de Subsidie Behoud grasland van twintig naar vijftig euro per hectare. Dit gebeurt om te voorkomen dat agrarische ondernemers vanuit de regelgeving en financieel oogpunt alleen kunnen kiezen voor het omzetten van gras naar bouw. Dat vanuit milieuoogpunt juist niet gewenst is. Hierbij moet ook de de-minimisregeling worden verhoogd, om te zorgen dat het subsidiebedrag ook uitgekeerd kan worden.
  5. De verruiming van de uitrijdtermijn met enkele weken in het najaar

Resultaat van de maatregelen

De maatregelen voor de korte termijn zorgen voor iets meer plaatsingsruimte en een enigszins lagere mestproductie, waardoor per saldo iets minder mest afgevoerd hoeft te worden. De afvoer, die wel nodig is, zal wat meer via verwerking naar export naar het buitenland gaan. Het effect is er, maar beperkt. Tegelijk had de minister ook niet veel meer ruimte.

Mijn indruk, deels gebaseerd op rechtstreekse informatie vanuit Brussel, is dat Brussel de minister wel meer ruimte wil en kan geven. Zodat boeren meer gezonde dierlijke mest en minder kunstmest kunnen gebruiken, waardoor gewassen en de bodem dezelfde, en zo mogelijk ook groenere, bemesting krijgen. Brussel wil echter eerst een bikkelharde garantie van de minister dat de Nederlandse veestapel kleiner wordt (zij het beperkt), maar zeker niet weer groeit. Of wel: dat een verruiming voor meer mest niet ook leidt tot groei van de veestapel.

Haar tweede deel van de brief is ook volledig gericht op structurele maatregelen die aansluiten op de eisen vanuit Brussel zodat er, na het voldoen aan deze eisen, ruimte kan worden geboden om voor gewassen meer mest (en minder kunstmest) te kunnen gebruiken. Dat biedt wel degelijk een grote oplossing. Maar zover is het nu nog niet.

Structurele maatregelen voor de langere termijn

Welke structurele maatregelen beschrijft Wiersma in het plan van aanpak?

  1. Nieuwe mestproductieplafonds van totaal 440 miljoen kilogram stikstof en 135 miljoen kilogram fosfaat, wat de maximale omvang van de veestapel mag zijn in 2025 en daarna. Ook besluit ze om dit in harde getallen toe te delen aan de diercategorieën melkvee, pluimvee en varkens. Hierbij is de toedeling aan pluimvee en varkens procentueel wezenlijk lager dan aan melkvee. Haar motivatie hiervoor is dat ze eerst de vrijwillige korting per sector toepast en daarna iedereen evenveel kort. De categorie melkvee komt hier redelijk goed mee weg met een daling van 1,5 procent. De varkenshouderij krijgt een korting van 25 procent voor haar kiezen en voor pluimvee geldt 17 procent, door een hogere deelname aan de stoppersregelingen.
  2. Een korting bij de overdracht van productierechten in de toekomst om te zorgen dat de rechten boven de productieplafonds, uit de markt worden gehaald. Hier vraagt de minister wel meer van melkvee met dertig procent korting bij overdracht, vijfentwintig procent bij varkens en vijftien procent bij pluimvee. Naar verwachting gaat dit in per 1 januari 2025.
  3. Wel komt de minister met een extra regeling om tijdelijke verhuur voor een periode van vijf jaar of langer niet elk jaar af te romen, maar slechts één keer.
  4. Anderzijds is haar inzet dat de sector al vanaf 1 januari 2025 gebruik kan maken van Renure (groene kunstmest). Dit in lijn met stappen die Brussel ook nu al aan het zetten is. Dit betekent dat agrarische ondernemers kunstmest kunnen vervangen door mest, als die mest eerst zodanig bewerkt is dat het gewas de mest sneller op kan nemen. Ook komt minister Wiersma in 2026 met subsidieregelingen om (vooral de grotere) veehouders ook te stimuleren zelf te investeren in deze technische stappen.
  5. Verder is het de inzet van de minister dat er een nieuwe derogatie komt vanaf 1 januari 2026, nadat de veestapel en het aantal rechten onder het door Brussel gewenste plafond is. Onderdelen van nieuwe derogatie zijn grondsoort- en gewasgerichte gebruiksnormen. En niet heel Nederland als kwetsbaar gebied aanwijzen, maar alleen die gebieden waar het echt nodig is. Verder moet er opnieuw gekeken worden naar de aanwijzing van met nutriënten  verontreinigde gebieden (waarbij ook alleen wordt aangewezen wat echt nodig is.
  6. De huidige vrijwillige beëindigingsregelingen blijven open tot 20 december 2024 voor stikstofpiekbelasters. En daarnaast komt er een aanvullende vrijwillige stoppersregeling voor veehouders met een locatie verder van natuurgebieden af. Om zo te zorgen dat de veestapel en het aantal rechten dat in omloop is krimpt en geen generieke korting nodig is om te voldoen aan de eisen van Brussel en het verkrijgen van toegang tot een nieuwe ruimere derogatie.
  7. Belangrijk nieuw accent is de inzet van de minister op het voerspoor, waarbij ze vooral van de melkveehouders verwacht dat rantsoenen maximaal 160 gram RE bevatten en met sectorpartijen afspraken wil maken hoe dit te behalen. En melkveehouders die toch meer eiwit voeren via een bonus-malusregeling te beïnvloeden om er alsnog aan te gaan voldoen. Dit is een belangrijke inzet naar doelmaatregelingen in plaats van middelvoorschriften.
  8. Een ander nieuw accent is dat er in eerste instantie geen graslandnorm wordt ingevoerd. Dit idee van minister Adema ging verder dan de eisen van Brussel en zet deze minister vooralsnog niet in.

Via alle bovenstaande stappen wil minister Wiersma een verbetering van de grondgebondenheid bereiken.

Resultaat van de maatregelen

Of bovenstaande voldoende is om te voldoen aan het beeld dat het ministerie heeft aangaande wat voor Brussel nodig is om tot invoering van Renure per 1 januari 2025 en ruimere derogatie vanaf 1 januari 2026 te komen, weten we pas achteraf. Ook is dan pas bekend of er voldoende veehouders gebruikmaken van de vrijwillige stoppersregelingen en of er via afroming bij overdracht voldoende rechten uit de markt worden genomen. Met name de nieuwe vrijwillige stoppersregeling, die er nog moet komen, zal hierin zeker het verschil maken.

Feit is dat de toedeling van mestproductieplafonds aan sectoren en grotere kortingen voor pluimvee en varkens erg slecht landt in de sector. Dit zorgt voor splijting binnen de brede veehouderij en zorgt er zo vooral voor dat haar maatregelen set door varkens- en pluimveehouders niet goed wordt ontvangen. Wat natuurlijk ook te begrijpen is.

Met name melkveehouders ervaren momenteel veel pijn door de extra kosten voor mestafvoer enerzijds en meer kunstmestaanvoer anderzijds. Feit is ook dat vanuit de energietransitie de vraag naar groen gas (uit monomestvergisting) fors stijgt, wat past bij de inzet van mestverwerking en Renure. Met name de nieuwe excretienormen voor melkvee, meer focus op het voerspoor en het niet invoeren van een graslandnorm zullen juist in de melkveehouderij goed worden ontvangen.

Natuurlijk volg ik de ontwikkelingen in de sector nauwgezet. Hebt u vragen over wat de inhoud van de brief voor u en uw agrarische bedrijf betekent? Flynth is er voor u. Neem contact op met uw bedrijfsadviseur.

Wij staan u bij

Hebt u vragen? Neem contact op met uw adviseur van Flynth of vul onderstaand formulier in.

Hebt u een vraag over dit artikel?

Stel uw vraag via het onderstaande formulier en dan nemen wij contact met u op.
 

Blog

Geschreven door: